De afgelopen maanden had ik een aantal
gesprekken met collega’s die verstand hebben van communicatie. Ik vind het leuk
om te schrijven, maar deze professionals vertelden mij dat ik dat niet altijd
volgens de regels doe.
VSV.
De drie letters kunnen verwijzen naar een
voetbalclub uit Velserbroek of naar het gelijknamige boek van schrijver Leon de Winter,
maar in onderwijsland bedoelen we er iets anders mee.
Het zijn drie letters die namelijk iedereen in
het onderwijs wel kent. Het is een afkorting en de afkorting staat
voor voortijdig schoolverlaten. Maar
de betekenis van de afkorting is niet overal bekend en zelfs gerenommeerde
kranten hebben het soms over vroegtijdig
schoolverlaten. Wie ben ik om daar moeilijk over te doen. We weten inmiddels
wel waar het over gaat.
De afkorting, is mij nu gebleken, schrijf je
volgens de regels met kleine letters. Eigenlijk hoor je dus te schrijven vsv of
in het begin van een zin met één hoofdletter.
Vsv.
Tien jaar geleden kende nog niemand de
betekenis van de drie letters. De aanval op schooluitval wordt pas sinds 2008
stevig landelijk ingezet en daarmee werden de drie letters een regelrechte hype
in onderwijsland.
Veel mensen zeggen er iets over, veel mensen
willen er iets over zeggen. Meestal met goede bedoelingen, maar niet altijd met
kennis van zaken.
Dat geeft niet want het is een feit dat door
de aandacht voor de drie letters scholen beter hun werk zijn gaan doen.
Ik ben verbonden aan het Koning Willem I
College en daar zagen we het aantal vsv-ers (of schrijf je vsv’ers?) dalen van
909 jongeren in schooljaar 2005/2006 naar 433 jongeren in schooljaar 2013/2014.
In de regio Noordoost-Brabant waar ik verantwoordelijkheid draag voor het
vsv-beleid zagen we in de zelfde periode een daling van 1923 jongeren naar 813
jongeren. Er is dus fors winst geboekt.
Maar dat is statistiek en we praten uiteindelijk om een maatschappelijk en
economisch belang.
Het hogere doel van vsv-beleid is immers dat
jongeren niet maatschappelijk uitvallen en hun weg vinden op de arbeidsmarkt en
er staan ook jongeren met een startkwalificatie langs de zijlijn.
In veel mbo-sectoren is er een overschot aan
studenten en sluiten de curricula van de opleidingen niet aan op de
arbeidsmarkt. Dat noodzaakt de mbo’s een nieuwe koers te varen en samen op te
trekken en de Brabantse ROC’s proberen in Pact Brabant hun opleidingen
toekomstbestendiger te maken.
In het vo, maar ook in het mbo, zijn er thuiszitters. Dat zijn
jongeren met psychische klachten, jongeren met een heel ingewikkelde
thuissituatie, jongeren met een angststoornis of zelfs jongeren waarvoor alle
drie geldt. In het jargon spreekt men dan vaak over multi-problematiek. Exacte
aantallen zijn moeilijk te geven, want deze jongeren staan gewoon ingeschreven,
zijn dus geen vsv-er en niet zichtbaar in de statistiek.
We hebben veel winst geboekt, maar we hebben
in het onderwijs ook nog een lange weg te gaan. Uit “De staat van het onderwijs – het Onderwijsverslag 2013/2014” dat
de Inspectie van het Onderwijs gisteren presenteerde blijkt dat stapelen van
opleidingen steeds minder voorkomt en laatbloeiers en kinderen uit lagere
sociale milieus worden daar de dupe van.
Daarom herhaal ik nog maar eens mijn pleidooi
voor het gebruik van die drie letters. In het onderwijs moeten we niet te veel over
geld en cijfers ouwehoeren, maar samen onze schouders zetten onder het
verbeteren van ons onderwijs.
Verstandig samen verbeteren.
Reactie van Jeanette Noordijk, voorzitter College van Bestuur Koning Willem I College
Leuke column, maar inhoudelijk ben ik het niet helemaal met je eens.
Het is niet juist dat het mbo niet goed aansluit op de arbeidsmarkt. Die mythe wordt steeds maar weer herhaald. Dat er geen banen zijn voor de zwakkere leerlingen is niet de schuld van het mbo en de arbeidsmarkt is grillig.
Het is ook niet zo dat er niet gestapeld kan worden. Iedere achterstandsleerling kan via het mbo nog steeds stapelend naar het hbo. In het vo wordt dat inderdaad moeilijker maar dat is ook terecht. Niet voor iedereen is de avo-route geschikt. De kern van het probleem is dat het avo-onderwijs nog altijd hoger in maatschappelijk aanzien staat, veel ouders daarom hun kinderen perse in die route willen hebben en de beroepskolom als minderwaardig beschouwen.
Er is sprake van een stelselprobleem en een arbeidsmarkt die niet iedereen opneemt en die nauwelijks nog te voorspellen is. Dat verhaal moet nu verteld worden. Zeker nu we bij de harde kern vsv-ers komen en de oplossing nu grotendeels van anderen moet komen. Hoezeer wij natuurlijk als mbo ons best blijven doen.