Ouders zijn trots op dat uniform

Ik schreef een serie korte reportages rond het thema “Ouderbetrokkenheid” op het Koning Willem I College en bij Fontys Hogeschool. Vandaag deel 1.

“Wij hebben best opgevoede ouders” lacht Jordi Palte als hij
vertelt over hoe er bij de Academie Orde & Veiligheid wordt omgegaan met
ouders. “In onze opleidingen is er veel aandacht voor discipline en die
discipline zie je bij de ouders terug, bij de ouderavonden ligt het
opkomstpercentage bijna altijd tegen de 100%.”





“We hebben eigenlijk drie soorten opleidingen” vervolgt Jordi. “Defensieopleidingen,
politieopleidingen en de opleiding tot particulier beveiliger. Iedere student
op onze opleiding loopt in een uniform en dat doen ze ook op de ouderavond. Je
ziet dan de ouders stilletjes trots zijn op hun kind en op dat uniform.”

“Dat uniform moet ruim voor aanvang van de opleiding gepast worden
en dat betekent dat alle aankomende studenten én alle ouders al voor de
zomervakantie een keer op school zijn geweest. Dan vertellen we wat we van de
studenten en hun ouders verwachten, is er gelegenheid om alles te vragen,
krijgen de ouders de studiegids en is er duidelijke informatie over het
kostenplaatje van de opleiding. De ouders die echt niet kunnen, en dat zijn er
ieder jaar maar een heel klein aantal, moeten zich persoonlijk afmelden. Wij
betrekken de ouders dus al op een heel vroeg moment bij de opleiding. Op die
dag vullen alle ouders ook een formulier in zodat we de meest recente
NAW-gegevens hebben. Reuze-gemakkelijk voor mentoren en het management van de
afdeling. Als de defensiestudenten bijvoorbeeld een week op bivak gaan worden
de ouders ook van te voren geïnformeerd of eigenlijk gebriefd om in
defensietermen te blijven.

Door het jaar heen is er regelmatig contact met ouders. Er zijn
ouderavonden en je kunt zeggen dat de mentor tegen de kerstvakantie wel een
keer met iedere ouder in contact is geweest.

Hoogtepunt van het jaar bij de defensieopleidingen is toch wel de ouderdag
op de Vughterheide.  Ouders zien dan niet
alleen hun kind in actie, maar doen ook zelf mee. Ze vinden dat echt ontzettend
leuk.

Onze studenten stromen na onze opleidingen vaak door naar politie of defensie. Dat betekent dat er in het tweede leerjaar altijd weer een ouderavond is met de wervingsvoorlichters van defensie en politie. Ook daar zijn vrijwel alle ouders present. Het gaat tenslotte om de toekomst van hun kind.” 


Drie letters

De afgelopen maanden had ik een aantal
gesprekken met collega’s die verstand hebben van communicatie. Ik vind het leuk
om te schrijven, maar deze professionals vertelden mij dat ik dat niet altijd
volgens de regels doe.
VSV.
De drie letters kunnen verwijzen naar een
voetbalclub uit Velserbroek of naar het gelijknamige boek van schrijver Leon de Winter,
maar in onderwijsland bedoelen we er iets anders mee.
Het zijn drie letters die namelijk iedereen in
het onderwijs wel kent. Het is een afkorting en de afkorting staat
voor voortijdig schoolverlaten. Maar
de betekenis van de afkorting is niet overal bekend en zelfs gerenommeerde
kranten hebben het soms over vroegtijdig
schoolverlaten. Wie ben ik om daar moeilijk over te doen. We weten inmiddels
wel waar het over gaat.
De afkorting, is mij nu gebleken, schrijf je
volgens de regels met kleine letters. Eigenlijk hoor je dus te schrijven vsv of
in het begin van een zin met één hoofdletter.
Vsv.
Tien jaar geleden kende nog niemand de
betekenis van de drie letters. De aanval op schooluitval wordt pas sinds 2008
stevig landelijk ingezet en daarmee werden de drie letters een regelrechte hype
in onderwijsland.
Veel mensen zeggen er iets over, veel mensen
willen er iets over zeggen. Meestal met goede bedoelingen, maar niet altijd met
kennis van zaken.
Dat geeft niet want het is een feit dat door
de aandacht voor de drie letters scholen beter hun werk zijn gaan doen.
Ik ben verbonden aan het Koning Willem I
College en daar zagen we het aantal vsv-ers (of schrijf je vsv’ers?) dalen van
909 jongeren in schooljaar 2005/2006 naar 433 jongeren in schooljaar 2013/2014.
In de regio Noordoost-Brabant waar ik verantwoordelijkheid draag voor het
vsv-beleid zagen we in de zelfde periode een daling van 1923 jongeren naar 813
jongeren. Er is dus fors winst geboekt.
Maar dat is statistiek en we praten  uiteindelijk om een maatschappelijk en
economisch belang.
Het hogere doel van vsv-beleid is immers dat
jongeren niet maatschappelijk uitvallen en hun weg vinden op de arbeidsmarkt en
er staan ook jongeren met een startkwalificatie langs de zijlijn.
In veel mbo-sectoren is er een overschot aan
studenten en sluiten de curricula van de opleidingen niet aan op de
arbeidsmarkt. Dat noodzaakt de mbo’s een nieuwe koers te varen en samen op te
trekken en de Brabantse ROC’s proberen in Pact Brabant hun opleidingen
toekomstbestendiger te maken.
In het vo, maar ook in het mbo, zijn er thuiszitters. Dat zijn
jongeren met psychische klachten, jongeren met een heel ingewikkelde
thuissituatie, jongeren met een angststoornis of zelfs jongeren waarvoor alle
drie geldt. In het jargon spreekt men dan vaak over multi-problematiek. Exacte
aantallen zijn moeilijk te geven, want deze jongeren staan gewoon ingeschreven,
zijn dus geen vsv-er en niet zichtbaar in de statistiek.
We hebben veel winst geboekt, maar we hebben
in het onderwijs ook nog een lange weg te gaan. Uit “De staat van het onderwijs – het Onderwijsverslag 2013/2014” dat
de Inspectie van het Onderwijs gisteren presenteerde blijkt dat stapelen van
opleidingen steeds minder voorkomt en laatbloeiers en kinderen uit lagere
sociale milieus worden daar de dupe van.
Daarom herhaal ik nog maar eens mijn pleidooi
voor het gebruik van die drie letters. In het onderwijs moeten we niet te veel over
geld en cijfers ouwehoeren, maar samen onze schouders zetten onder het
verbeteren van ons onderwijs.







Verstandig samen verbeteren.



Reactie van Jeanette Noordijk, voorzitter College van Bestuur Koning Willem I College


Leuke column, maar inhoudelijk ben ik het niet helemaal met je eens.

Het is niet juist dat het mbo niet goed aansluit op de arbeidsmarkt. Die mythe wordt steeds maar weer herhaald. Dat er geen banen zijn voor de zwakkere leerlingen is niet de schuld van het mbo en de arbeidsmarkt is grillig.

Het is ook niet zo dat er niet gestapeld kan worden. Iedere achterstandsleerling kan via het mbo nog steeds stapelend naar het hbo. In het vo wordt dat inderdaad moeilijker maar dat is ook terecht. Niet voor iedereen is de avo-route geschikt. De kern van het probleem is dat het avo-onderwijs nog altijd hoger in maatschappelijk aanzien staat, veel ouders daarom hun kinderen perse in die route willen hebben en de beroepskolom als minderwaardig beschouwen. 



Er is sprake van een stelselprobleem en een arbeidsmarkt die niet iedereen opneemt en die nauwelijks nog te voorspellen is. Dat verhaal moet nu verteld worden. Zeker nu we bij de harde kern vsv-ers komen en de oplossing nu grotendeels van anderen moet komen. Hoezeer wij natuurlijk als mbo ons best blijven doen.

Dat mag niet

Iedereen verdient kansen en tweede kansen.

Een collega had me gevraagd te participeren in het Europese project “2nd Chance” en ik hoopte dat het een project zou worden waarin ik inspiratie op zou doen op het gebied van tweedekansonderwijs. Met projectdeelnemers uit Zwitserland, Duitsland, Italië, Polen en Nederland leek er in ieder geval ruim voldoende internationale inbreng te zijn. Vol enthousiasme schreef ik bij aanvang van het project in november 2013 de column “Tweede kans”. Nu ruim een jaar later constateer ik dat ik in dit project een beetje aan de zijlijn sta. Het gaat namelijk om een TOI-project. TOI staat voor transfer of innovation en de innovatie in dit project is een Duits model waarmee mensen met afstand tot de arbeidsmarkt via een modulair aanbod en zonder eindexamen toch een kwalificatie kunnen halen. “The German model” heet het inmiddels onder de projectdeelnemers en je kunt er van zeggen wat je wilt maar het model deugt. Het draait om individuele talentontwikkeling.



De innovatie moet getransfereerd worden naar Zwitserland, vandaar ook dat maar liefst 6 van de 11 partners in dit project uit Zwitserland komen. Na drie bijeenkomsten zie ik dat die 6 projectpartners vooral met elkaar in de clinch liggen over de uitvoerbaarheid van het project. Als Nederlandse projectpartner heb ik vooral een adviserende rol.

“Dat mag niet” is in het Nederlands onderwijslandschap een veelgehoorde kreet. Met een mooi woord noem je dat externe attributie. We doen iets niet omdat we denken dat het van iemand anders niet mag.  Zeg maar het tegenovergestelde van ondernemendheid, nog zo’n mooi woord dat je de laatste tijd vaak hoort.

Dat mag niet.

Ook in Zwitserland roepen ze dat. Gisteren waren een aantal projectpartners bijeen in Berlijn en daar was ik getuige van een discussie tussen een afgevaardigde uit het kanton Ticino die beweerde dat het model slechts gedeeltelijk ingevoerd kon worden en een afgevaardigde van een landelijke organisatie die met de wettekst in zijn hand liet zien dat men op regionaal niveau wel degelijk verantwoordelijkheid kan nemen iets te veranderen. 

De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik de projectinhoud van te voren niet voldoende had bestudeerd. Als ik dat had gedaan was ik wellicht helemaal niet in dit project gestapt, maar ik kan nu gelukkig toch zeggen dat ik iets moois heb geleerd in dit project. Iets dat ik misschien  al wist, maar iets waar ik gisteren in dat achteraflokaal in het voormalige Oost-Berlijn weer eens ten volle mee werd geconfronteerd.

Verbeteringen in het onderwijs moeten komen van mensen die werken in het onderwijs en echte verbeteringen komen alleen als mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen handelen. 

Wet- en regelgeving moeten er zijn, maar soms moet je een beetje burgerlijk ongehoorzaam willen zijn. Daarbij, mensen mogen vaak meer dan dat ze denken dat ze mogen. In die overtuiging probeer ik mijn bijdrage te leveren in dit ene project, maar vooral ook in eigen land. Omdat ook het Nederlands onderwijs- en kwalificatiesysteem flexibeler zou kunnen zijn voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Omdat ook het Nederlands onderwijs- en kwalificatiesysteem flexibeler zou kunnen zijn voor mensen die hun eerste kans verprutst hebben.

Want iedereen verdient kansen en tweede kansen.