Ieder kind heeft ouders

Ik schreef een eindrapportage voor een projectgroep “ouderbetrokkenheid”. Dit is de inleiding.





“Heb je kinderen?”

“Hoeveel kinderen heb je?”

“Hoe oud zijn ze nu?”

“Heeft je zoon nu vast werk?”

“Zit jouw dochter nog steeds op school?”

Vragen die we allemaal wel eens gehoord hebben.

Het soort vragen dat we allemaal wel eens gesteld hebben.

De eerste vraag kan goed beschouwd op twee manieren
beantwoord worden. Het antwoord is “Ja” of het antwoord is “Nee”. Een tussenweg
is er niet.

Toen ik de vraag stelde aan studenten van Fontys Lerarenopleiding
(FLOT) die bij ons op het Koning Willem I College studeren en stage lopen in
het kader van de Opleidingsschool gingen er een paar vingers omhoog. De
leeftijden van de FLOT-studenten die ik heb ontmoet lopen best uiteen. Ik sprak
een aantal 17 en 18-jarigen, maar ook een aantal wat oudere studenten.
Studenten met kinderen.

Toen ik vervolgens de vraag stelde “Heb je ouders?”
antwoordde iedereen bevestigend. Sommige ouders zijn overleden, sommige ouders
zijn buiten beeld. Maar iedereen heeft ouders. Of je nu wilt of niet.

Ouders heb je je hele leven. Je kunt er niet om heen.

Ieder mens blijft altijd kind.

En ieder kind heeft ouders.


Meer weten? r.vanuffelen@kw1c.nl

Op bezoek in “the land of the free”

Kort verslag van een studiereis naar Chicago, USA van 19 t/m 25 maart met een delagatie van het Koning Willem I College. Bekijk ook de foto-reportage!

Het is niet voor te stellen dat als FC Den Bosch een
wedstrijdje moet voetballen tegen FC Oss, dat de wedstrijd begint met het
volkslied.

In de Verenigde Staten gebeurt dat wel. We bezochten een basketbalwedstrijd van de Chicago Bulls en toen een zangeres het veld
betrad en “The Star-Strangled Banner” inzette zag ik om mij heen iedereen gaan
staan. Er werd veelvuldig meegezongen met de hand op de borst.

Ik heb het Amerikaanse volkslied natuurlijk vaker gehoord en van de tekst onthoud ik altijd alleen dat ene zinnetje uit
het refrein als er gezongen wordt dat de met sterren bezaaide vlag wappert over
“the land of the free”.

The land of the free.

Vrijheid is een groot goed, maar heeft ook een keerzijde. Ik
heb tijdens mijn bezoek aan Chicago vooral veel ongelijkheid gezien.

Op mijn hotelkamer op de 23e verdieping keek ik
uit op de Trump Tower als symbool van onbegrensde mogelijkheden. Dat is mooi
gezegd maar in het vocabulaire van Trump betekent dat  “Alles kan en alles mag”.  De kamer zelf werd iedere dag schoon gemaakt
door een dame uit Puerto Rico, waar ik dagelijks een praatje mee maakte en die
mij verzekerde dat niet iedereen die op de 23e verdieping werkte
legaal in het land was. Over haar eigen status wilde ze zich niet uitlaten.

Op de “Community Colleges” die we bezochten zag ik dat men
in de Verenigde Staten goed is in de buitenkant. Logisch, want in “the land of
the free” moet je jezelf kunnen verkopen om bestaansrecht te hebben.

Ik zag mooie gebouwen, posters en andere
communicatie-uitingen, maar ik zag ook veel lege klaslokalen.

Wat me nog het meest boeide was dat er daar niet moeilijk wordt gedaan over leeftijdsverschillen in de klas. In ons
onderwijssysteem wordt iedereen die van het vmbo komt als het ware door het
systeem geduwd. Dat heeft tot gevolg dat als je 23 bent je eigenlijk al te oud
bent om een mbo-opleiding te volgen. Daar is een gemêleerde klas met jongeren
van 16,17,23,24 en een enkele verdwaalde veertiger eerder realiteit dan
uitzondering. Dat is iets waar wij nog van kunnen leren. 



Onderwijssysteem in de Verenigde Staten 



De andere kant is natuurlijk dat ongelijkheid al begint bij
je geboorte. Als je ouders geld hebben en je naar een “private high school”
kunt, dan koop je als het ware je toegangsbewijs tot een dure
universiteit.  Als je van een “public
high school”
komt is de realiteit vaak dat je eerst moet gaan werken om wat
geld bij elkaar te schrapen om überhaupt verder te leren.

Ik zag op de “Community Colleges” ook veel betrokkenheid en
begeleiders met een hart voor hun studenten . De “Community Colleges” zijn
natuurlijk dé plek bij uitstek om iets aan die ongelijkheid in de samenleving
te doen, al is het natuurlijk wel een beetje dweilen met de kraan open.

Op het congres zag ik een aantal aardige workshops, al was
het kwaliteitsverschil enorm en gold ook hier dat ik veel buitenkant zag.

De workshop van Ken Trzaska van Seward County Community College sprak me nog het
meest aan. Ken durft hard op te zeggen dat het begrip “Student Succes” een
repeterende plaat is geworden en dat ie daar een beetje moe van wordt. Zijn stelling
is juist om studenten op de tweede plaats te zetten. “Focus on your employee
first!” Zorg voor je team en voor teamontwikkeling dus!

Het was tof om eens met een professionele bril in “the land of the free” rond te kijken. Op ons Nederlandse onderwijssysteem valt ook van alles aan te merken, maar al met al is het zo slecht nog niet.


Ontmoeting met stewardess en oud-leerling Jennifer 



De eerste avond gelijk op pad met Kees en Erwin



Klaar voor het congres
“After school matters”







Uitzicht vanaf mijn hotelkamer



Meest gefotografeerde plafond in Chicago



Workshop “Ethics”



Campagne “I am human”



Let op dat flesje Pepsi



Op Moraine Valley



Lokaalnummers ook in braille



“I will…”



Rooster en Faculty Pledge



Faculty Pledge



Wat betekende de docent voor de student? #relatie



Wat betekende de docent voor de student? #relatie



Wat betekende de docent voor de student? #relatie



v.r.n.l. Stephanie Kuijper, Michael Anthony, Michelle Brown, Sebastian Contreras en ikzelf op Oakton College



Diversiteit is echt een thema op Amerikaanse Community Colleges



Find where you belong. Poster op Oakton College



Finding his Path. Poster op Oakton College
It’s Her Move. Poster op Oakton College


Ik wil Peter van Amelsfoort, Yvonne van den Dungen en Petra van Rixtel van het bureau Internationale Projecten bedanken voor de perfecte organisatie.

Voortbouwen op goede resultaten

Op deze regenachtige zondag vond ik eindelijk
de tijd om de langverwachte kamerbrief “Vervolg succesvolle aanpak voortijdig
schoolverlaten”
eens zorgvuldig te lezen. De brief verscheen afgelopen maandag, maar op die dag werden ook vsv-cijfers bekend
gemaakt en de meeste publiciteit ging niet naar het toekomstige beleid maar
naar de oude cijfers, want het ging over de vsv-cijfers van vorig schooljaar.
Toen in december 2014 de brief “meer kansen
voor jongeren in een kwetsbare positie”
verscheen, was de kritiek niet van de
lucht. Ik hoorde mensen zeggen dat het een wel erg lange brief was, dat er wel
erg veel voorbeelden werden genoemd en ook dat de drie beleidslijnen niet
altijd even duidelijk waren.
Dat waren ze overigens wel, die drie
beleidslijnen, maar daarvoor moest je de brief wel goed lezen, of misschien
juist helemaal niet lezen en alleen onthouden wat de drie beleidslijnen waren.
  • Verbeteren van de aansluiting
    tussen vmbo, pro, vso en mbo.
  • Extra ruimte voor maatwerk in
    entreeopleidingen en op mbo-2 niveau.
  • Een sluitend vangnet in de regio.

Op het Koning Willem I College gingen we vanaf
januari 2015 voortvarend te werk en formuleerden we onze beleidsuitgangspunten
voor jongeren in een kwetsbare positie. Ook in de regio werden er stevige
stappen gezet. Uit allerlei geledingen werd er meegepraat over het nieuwe
beleid en op 4 februari, dus nog voor dat de brief verscheen, sprak ons
regionaal bestuur zijn goedkeuring al uit voor onze regionale vervolgaanpak.
De op 15 februari verschenen brief stemt me
hoopvol. Ook in deze brief vind ik dat er weer sprake is van veel herhaling,
maar ach… ik ben een onderwijsman en ken de kracht van de herhaling. Door de
bank genomen vind ik het een consistente brief met voldoende aanknopingspunten
voor scholen, gemeenten en regio’s en met een duidelijk doel voor ogen, nóg
meer jongeren met een kansrijk perspectief voorbereiden op hun toekomst.
Ergens op pagina 9 lees ik ook een zinnetje
dat me trots maakt.
“Intussen
heb ik vernomen dat men in veel regio’s reeds op de gevraagde wijze aan de slag
is om de vervolgaanpak per augustus 2016 voor te bereiden.”
Voor de regio Noordoost-Brabant geldt dat
zeker. Op 31 maart tekenen we een regionaal convenant 2016-2020. Daarin maken
we afspraken over het verder terugdringen van vsv, maar ook over het versterken
van de arbeidstoeleiding van jongeren in een kwetsbare positie. 



Op dezelfde dag
presenteer ik mijn boekje “Namen en rugnummers”.  In het voorwoord schrijft Cor van Gerven, bestuurder bij het Koning Willem I College, 
het volgende:
“Terugkijkend op ons vsv-beleid de laatste
jaren zie ik dat we sterke verbeteringen hebben bereikt. Het aantal voortijdig
schoolverlaters is aanzienlijk gedaald. Het terugdringen van voortijdig
schoolverlaten was destijds de aanleiding, de bijvangst is dat alle betrokkenen
nu veel beter samenwerken. Dat betaalt zich ook uit in veel andere situaties
waarin we elkaar nodig hebben en kunnen versterken. Dat maakt me blij en trots.”

Het is belangrijk om te blijven samenwerken. In
de regio Noordoost-Brabant blijven we dat zeker doen. Voor onze jongeren!



Het boekje “Namen en rugnummers” is vanaf 31 maart te verkrijgen in de boekhandel. Meer informatie vindt u hier.


U kunt zich hier inschrijven voor de bijeenkomst op 31 maart. 


De genoemde kamerbrief van 15 februari 2016 kunt u hier downloaden.

Gastvrijheid

December 1987. Ik was 22 jaar en stond te liften in Palmyra,
Syrië. Mijn reisdoel was Damascus in het zuidwesten en ik zou daarna verder
reizen richting Jordanië en Egypte. Ik vond Syrië een prachtig land, maar ik
had slechts een visum voor twee weken.
Binnen no-time had ik een lift van een zekere Joseph, hij
was vrachtwagenchauffeur maar sprak geen woord Engels. Zijn gastvrijheid kende
echter geen grenzen. Na een klein half uur parkeerde hij de vrachtwagen op een
parkeerplaats midden in de woestijn. Er werd een onbestemd goedje
bereid op een petroleumstelletje, het leek op linzensoep. Er was oud, plat
brood dat opgebakken weer knapperig werd en prima smaakte. Het eten stond op
tafel, of eigenlijk op een kleedje op de grond en toen kwamen de glazen
tevoorschijn. Er  werd een zelf gebrouwen
drankje geschonken: Arak. Het leek op Ouzo dat ik kende uit Griekenland en was
vooral erg sterk.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd was ik in Qamishli.
Helemaal in het Noordoosten en dus aan de andere kant van het land.


We waren op een industrieterreintje waar het vooral erg
stoffig was. Joseph bleek jute zakken met inhoud te vervoeren. Wat er inzat
weet ik niet meer, wel dat de zakken ieder 50 kilogram wogen en dat er
tientallen jongemannen tevoorschijn kwamen die in een mum van tijd en uiterst
efficiënt de vrachtwagen leegmaakten.
Een van die jongemannen heette Ali en nam me mee naar zijn
huis. Zijn oudere broer Hussein sprak een paar woorden Engels en ik kreeg een
douche, een bed en een warme maaltijd. Zelfs het buskaartje naar Damascus, meer
dan 700 kilometer verderop, werd voor mij betaald. De bus vertrok pas de
volgende ochtend en de rest van de dag werd ik vooral aangestaard. Ik ervoer de
gastvrijheid als enigszins beklemmend.
Gastvrijheid
December 2015. We hadden twee Syrische gasten aan tafel
tijdens de kerstdagen. Het was bijzonder, maar het gaf me ook een ongemakkelijk
gevoel. Want we blijven Nederlanders, zijn gesteld op onze privacy en onze
gastvrijheid kent grenzen. Na drie nachten kwam er een eind aan de
logeerpartij en bracht ik de jongens weer naar de noodopvanglocatie Heumensoord. Op de
terugweg in de auto wist ik niet wat ik moest zeggen.
Gastvrijheid
“Groeten uit gastvrij ’s-Hertogenbosch” is toch vooral een
commerciële boodschap en in de horeca-wereld wordt er zelfs gesproken over een
gastvrijheidsconcept.
Maar gastvrijheid is geen concept en gastvrij ben je niet om
er zelf beter van te worden. Daarom vind ik het ook moeilijk er op Facebook
over te berichten of een column over te schrijven. Want over gastvrijheid moet
je niet te veel praten.
Gastvrijheid is vooral een kwestie van doen.

Jullie feestje is aan de overkant

Als 8-jarig jongetje
mocht ik met mijn ome Nico mee naar een thuiswedstrijd van Feyenoord. Sindsdien
ben ik supporter en dat zal ik altijd blijven, ook al is het al heel wat
jaartjes geleden dat ik in de Kuip was. Clubliefde noem je dat.
Mijn levenspad bracht me
in Den Bosch en met opgroeiende zoons en het stadion op fietsafstand was het
niet meer dan logisch dat ik de thuiswedstrijden van de plaatselijke FC ging
bezoeken. Ik was bij de kampioenswedstrijd in 2004, zat een aantal jaren achter
de goal waar de seizoenskaarten voor de allerkleinsten maar €25,00 kosten en
verkaste naar de M-zijde toen de jongens wat ouder werden en dus ook bij de
echte fans wilden zitten.
Ik ben nog een jaartje
meegegaan, maar voelde me er niet echt thuis. Daar ontdekte ik dat ik een
voetballiefhebber ben en geen supporter. Toen de bekerwedstrijd tegen AZ in
2013 ontspoorde wilde ik opstaan tegen de oerwoudgeluiden, maar ik blokkeerde.
Bij een thuiswedstrijd tegen Jong-Ajax had ik geen antwoord op het anti-joodse
sentiment op de tribune.  
De afgelopen twee
seizoenen was ik nog sporadisch in het stadion dat inmiddels weer van naam was
veranderd. Mijn twee jongste zoons bleven de club trouw en reisden vrijdag
zelfs naar Breda om de uitwedstrijd tegen NAC te bezoeken. 
Zaterdag bestond de club
50 jaar. Vier dagen daarvoor hoorde ik voor het eerst iets over het jubileumboek
waar ik al meer dan een jaar geleden voor ingetekend had, maar van de mail van
de manager marketing en communicatie onthield ik toch vooral de zin over de
betaling.
“Het bijbehorende
betalingstraject zal medio volgende week in gang worden gezet via onze
financiële administratie. Richting particuliere kopers zal dit doorgaans per
automatische incasso plaatsvinden.”
Bij het ontbijt las ik de
column van Henk Mees, een van de auteurs van het boek en zijn slotzin kwam
binnen. “Ook in het stadion kent onze multiculturele samenleving
twee gezichten.”
We aten wat eerder die
avond en liepen naar het stadion. Ik kocht een kaartje  met toegang tot de
hoofdtribune, maar mijn zoons mochten daar met hun seizoenskaart niet op en we
gingen dus naar de overzijde. Daar zat een handjevol fans en kon ik goed zien
dat het achter de goals leeg was en dat er op de hoofdtribune ook nog voldoende
ruimte was. 
De wedstrijd was best
leuk en het was zeker tof om mannen als Ruud van Nistelrooy en Mark van Bommel
aan het werk te zien, maar het was koud en kil op de tribune. In de rust was
het dat ook in het houten supportershome dat ook niet waterdicht bleek te zijn.
De genuttigde frikandel was ook half bevroren. Ik voelde
me treurig.
Op het veld werden er
voor en na de wedstrijd mooie dingen gezegd over een club die midden in de
samenleving staat en na afloop van de wedstrijd zijn we maar weer naar de
hoofdtribune gegaan want daar zouden de festiviteiten plaatsvinden. Nu konden
we wel zo doorlopen en ik zag dat een trotse Frans van Gaal het boek
presenteerde dat hij samen met Henk Mees schreef. Ook zag ik dat wethouder Huib
van Olden het veld overstak en een sprint trok naar de M-zijde, ik denk om de
echte fans even gedag te zeggen.
Verder dan de
hoofdtribune kwamen wij overigens niet, want via welke ingang we het ook
probeerden, de festiviteiten bleken alleen voor genodigden. 
Ik heb nooit gevoeld hoe
het is om met een zwarte huidkleur in een apartheidsregime te
leven. Ik heb nooit gevoeld hoe het is om je  als homo in onze samenleving
te bewegen. Ik heb nooit gevoeld hoe het is om als Turk of Marokkaan
bekeken te worden.
Ik geloof niet dat ik me
ooit echt gediscrimineerd heb gevoeld, maar gisteren heb ik aan den lijve
ervaren hoe het is om buitengesloten te worden. En….  dat kwam vooral
door wat een FC Den Bosch-official tegen ons zei. 
“Jullie feestje is
aan de overkant.” 
Teleurgesteld liepen we
naar huis en nu een dag later voel ik de woorden nog steeds.
Ik geloof niet dat de
goede man enig idee heeft welke impact zijn woorden op mij hebben gehad.
In mijn samenleving is er
plaats voor blank en zwart, voor hetero en homo, voor Ajax en Feyenoord, voor
FC Den Bosch en FC Oss en voor links en rechts. In de samenleving die ik voor
ogen heb wordt er niemand buitengesloten en bestaat er geen discriminatie.
 
In mijn samenleving is er
geen wij en zij en bestaat er geen tweedeling.
Die tweedeling was er
gisteren wel in het stadion van FC Den Bosch. De club die midden in de
samenleving zegt te staan.
Maar mijn samenleving is
dat niet.




Wij willen hetzelfde voor uw kind

Ik schreef een serie over ouderbetrokkenheid in het hbo en mbo. Vandaag het zesde en laatste deel: Sociaal Maatschappelijke Studies op het Koning Willem I College

“Wij willen hetzelfde voor uw kind.” Els van Genugten is
vastberaden. Deze zin is  voor haar de
kern in ieder contact wat je als school met ouders hebt. “We hebben een
gemeenschappelijk belang en dezelfde verlangens en behoeftes.  Uiteindelijk zijn we een school en leiden we
de jongeren op naar een diploma. Wij willen dat ze dat diploma halen, maar de
ouders willen dat ook. Het uitspreken van deze ene zin doet vaak wonderen. Het
is belangrijk de deur voor ouders altijd open te zetten. In de eerste instantie
doen de mentoren dat, maar als het nodig is ga ik in gesprek met ouders. Als
afdelingsdirecteur leg je toch wat meer gewicht in de schaal.”
“Wij hebben alle e-mailadressen van onze ouders. Dit jaar
hebben we meer dan 200 eerstejaars en al die ouders krijgen regelmatig mail van
ons. Ik informeer liever te veel dan te weinig en of een student nu 18- of 18+
is, dat is eigenlijk geen item. Ik heb nog nooit meegemaakt dat ouders niet blij waren omdat ze te veel
geïnformeerd zijn. Wat we wel meemaken is dat studenten zeggen Nee dat mogen mijn ouders niet weten, bijvoorbeeld
als een student veel gespijbeld heeft en zodra student en de ouders dat ene
zinnetje horen is er niks aan de hand. We gaan met elkaar in gesprek om een
gezamenlijke uitweg te vinden.


Onze studenten krijgen in het eerste jaar een opdracht de
ouderavond te organiseren. Ook Marokkaanse meisjes nemen hun ouders mee, de
opkomst is geweldig want de ouders voelen zich echt uitgenodigd en zien hun
kind op het podium . Studenten verzorgen de uitnodigingen, de catering met
koffie, thee en vaak zelfgebakken lekkernijen. Ze vertellen iets over de inhoud
van hun opleiding en laten ook stukjes van de lesinhoud zien. In februari
kunnen ouders met de mentor in gesprek. Zo’n gesprek vindt plaats omdat de
ouders dat willen, maar soms ook op nadrukkelijk advies van de mentor. Als
afdelingsdirecteur ben ik er bij die avond, als het lastig wordt kan ik bij
zo’n gesprek aansluiten.

Ouders mogen iets vinden van hoe we het doen op de
afdeling. Daarvoor heb ik een ouderpanel. Ik denk dat hier nog meer uitgehaald
kan worden. Op onze afdeling zijn er behoorlijke stappen gemaakt als het gaat
om het coachen van studenten die wat extra begeleiding nodig hebben. Er lopen
hier allerhande vrijwilligers rond die studenten coachen en waar ik naar toe
wil is dat ook ouders studenten coachen. Dat zijn dan natuurlijk niet hun eigen
kinderen, maar het is een geweldige manier waarop ouders en school samen kunnen
werken van elkaar kunnen leren. Daar gaat het uiteindelijk om.” 



Deel 1 t/m 5 uit deze serie kunt u teruglezen op www.reinoudvanuffelen.nl

Je moet het geen ouderavond noemen

Ik schreef een serie rond het thema
“Ouderbetrokkenheid” in het mbo en hbo. Vandaag deel 5:
Toegepaste
Wiskunde Fontys Hogescholen


“De uitval in het eerste jaar van vrijwel iedere
HBO-opleiding is gigantisch. Het is dus belangrijk om in te zetten op extra
begeleiding en als je inzet op extra begeleiding dan moet je ook het
perspectief van de ouders meenemen.” 

Aan het woord is Harrie Schollen, teamleider
Beta+ bij Fontys Hogescholen en zijn ogen beginnen te glinsteren als hij over
ouderbetrokkenheid praat. 

“Doordat je ouders de opleiding in trekt, betrek
je ook hun expertise. Bij de opleiding Toegepaste Wiskunde hebben we de laatste
jaren bewust werk gemaakt van ouderbetrokkenheid. We hebben een pilot gedraaid
en ontwikkelden een visie op het begrip. 

Sindsdien is er ook twee keer per jaar een Meet
& Greet
met de ouders. De  studenten organiseren dit zelf. Je moet het
zeker geen ouderavond noemen en hoe zo’n avond eruit ziet is ook iedere keer
anders. De studenten zijn immers in the lead en volgen geen vast stramien. We
hebben een keer een avond gehad waarbij studenten hun projecten presenteerden,
maar ook een keer een forum met een zaaldiscussie. 


Ik werkte in het verleden in het Voortgezet
Onderwijs en was ook ooit vertrouwenspersoon bij een voetbalclub. In beide
rollen moest ik wel eens naar ouders bellen en het viel mij op dat ouders zich
altijd serieus genomen voelden als ze benaderd werden om hun mening als ouder
te geven. Dat is natuurlijk niet over als je kind overstapt naar het HBO.
Natuurlijk werkt het hier anders want wij communiceren altijd met en dus ook
via de student. We zullen nooit ouders achter de rug van de student benaderen.
Maar we benaderen ze dus wel en ze komen massaal naar zo’n meet en greet.

Bij Fontys is er nog een hoop te winnen op dit
gebied. Ik ben eigenlijk pas tevreden als ouderbetrokkenheid hogeschoolbreed
serieus wordt genomen. Bij Toegepaste Wiskunde zit die energie en het zou mooi
zijn dit ook bij de lerarenopleidingen binnen te krijgen. Die maken ook
onderdeel uit van het Beta+cluster en zeker op de lerarenopleidingen zou
ouderbetrokkenheid een thema moeten zijn.” 


Deel 1 t/m 4 uit deze serie verschenen eerder op www.reinoudvanuffelen.nl

Ouders geen bezwaar

Ik schreef een serie rond het thema “Ouderbetrokkenheid” in het mbo en hbo. Vandaag deel 4: de Fontys Sporthogeschool.


“De student staat voorop, daar is geen twijfel over mogelijk, en in het hbo werken we met studenten die op weg zijn naar zelfstandigheid. Iedere student is anders en de ene student heeft daarbij meer begeleiding nodig dan de andere.”
Josien Coolen-Rothof werkt op de Fontys Sporthogeschool als docent, studieloopbaanbegeleider, stagebegeleider en zorgcoördinator. En daarnaast kun je haar gerust een expert op het gebied van ouderbetrokkenheid noemen. In het kader van haar Master Special Educational Needs deed ze onderzoek naar ouderbetrokkenheid op het hbo. Het resultaat is een lijvig praktijkgericht onderzoeksrapport dat luistert naar de titel Ouders geen bezwaar.


“De student staat voorop, maar ouders zijn geen bezwaar. Sterker nog: uit de resultaten van het onderzoek bleek dat zowel ouders/verzorgers als studenten van mening zijn dat ouderbetrokkenheid een positief effect kan hebben op het studiesucces van het kind.
Over het algemeen zijn de meeste studenten die bij ons studeren minimaal 18 jaar. In het 1e jaar stromen er ook studenten van 17 en heel uitzonderlijk 16 in. Er is geen discussie over de 18- of 18+ grens. Iedere student wordt gewoon als een 18+ student behandeld.


De Wetgeving Bescherming Persoonsgegevens stelt weliswaar dat er geen informatie over personen van 18 jaar of ouder aan derden verstrekt mag worden, maar als je studenten aan het begin van het schooljaar toestemming vraagt of de ouders informatie mogen ontvangen dan zegt 98% volmondig ja. Die 2% heeft daar vaak een goede reden voor en dat respecteren we natuurlijk. En we praten altijd met student en ouders samen.”
Op 12 oktober ontmoet ik Josien en wat me opvalt is dat ze in het gesprek steeds weer terugkomt op de verschillen tussen studenten. “We hebben er van 17 die hartstikke volwassen zijn, maar ook van 21 die je aan het handje mee moet nemen.” 



In haar onderzoek schrijft ze het als volgt. “De wetgeving lijkt aan te geven dat een persoon van 18 jaar volwassen is of behoort te zijn. De psychosociale groei van de adolescent is dan echter nog volop in ontwikkeling. Het is van belang dat het Hoger Onderwijs met dat gegeven rekening houdt. Er is behoefte aan een differentiatiemogelijkheid op de wetgeving, omdat niet elke student of situatie gelijk is.” 






Het onderzoek heeft energie gekost maar ook zeker
iets opgeleverd. Hoewel docenten soms nog wat sceptisch zijn komt er steeds
meer draagvlak voor ouderbetrokkenheid op het hbo. En bij de Sporthogeschool is
dat om twee redenen belangrijk. Door de ouders te betrekken kunnen we onze
studenten beter begeleiden, maar onze studenten worden later ook docent en
krijgen ook met ouders te maken. Het is dus belangrijk het goede voorbeeld te
geven.”



Deel 1 t/m 3 uit deze serie kunt u teruglezen op www.reinoudvanuffelen.nl

We zijn op de goede weg

Ik schreef een serie rond het thema “Ouderbetrokkenheid” in het mbo en hbo. Vandaag deel 3: de afdeling MTS op het Koning Willem I College.


“We zijn op de goede weg”, zegt Ingrid Moran.
“Op de Middelbare Techniek School zien we dat er steeds meer draagvlak is om
de begeleiding van studenten structureel op te pakken.” vult Bert Verhoeven
aan. Bert werkt al enige tijd als Techniekmakelaar binnen de MTS en Ingrid is
dit schooljaar gestart om Loopbaanoriëntatie-
en begeleiding
meer handen en voeten te geven op de afdeling.
In de Techniek zijn er tientallen
verschillende opleidingen en van oudsher waren dat vooral BBL-opleidingen.
Studenten komen dan maar één dag in de week op school en werken vier dagen in
een bedrijf. Bert Verhoeven: “Het bedrijfsleven is jarenlang de natuurlijke
gesprekspartner geweest van onze docenten, daardoor was er minder aandacht voor
de ouders.”
“Maar dat is aan het veranderen” zegt Ingrid
Moran. “Meer en meer wordt er werk gemaakt van het contact met ouders. We
hebben daar best nog wel iets in te leren maar het begin is er. Ouderavonden en
algemene informatiemomenten hebben tegenwoordig een vaste plek op de jaaragenda
en als het even kan brengen we op zo’n avond een bezoek aan de praktijkruimte.
Dat is wat de ouders willen zien, want daar leert hun zoon of dochter een vak.”
Bert Verhoeven: “Aanleiding van deze positieve
verandering in het contact dat we hebben met ouders is eigenlijk het feit dat
het aandeel BBL-ers behoorlijk is afgenomen ten opzichte van het aantal
BOL-ers. “Die jong zitten tegenwoordig hele weken op school. Voor ouders is het
dan toch echt belangrijk dat ze weten hoe het er hier aan toe gaat. Maar ook
voor beginnende BBL-studenten is het belangrijk dat er contact met de ouders
is. Die gasten zijn nog zo jong en worden al snel overgeleverd aan het
bedrijfsleven. Op de MTS is de mentor de eerste contactpersoon naar de ouders,
maar we hebben zoveel opleidingen en sommige opleidingen hebben een team dat
bestaat uit één vakdocent die dan tegelijkertijd de mentor is. Het is best een
pittige klus om met al die ouders in contact te komen en te blijven.”
“In mijn werk als Techniekmakelaar” spreek ik
met jongeren die uitvallen op een opleiding. Bij een eerste gesprek nodig ik
altijd de ouders uit, 18+ of 18-. Ouders willen toch het beste voor hun kind en
met hun hulp krijgen we weer een hoop jongens op het goede spoor. Daar gaat het
uiteindelijk om, dat die gasten een beroepsopleiding afronden en gelukkig een
vak uitoefenen. Ouders kunnen daarbij van grote steun zijn.”



Lees hier deel 2 uit deze serie: “Ouders komen voor hun kind”



Lees hier deel 1 uit deze serie: “Ouders zijn trots op dat uniform”

Ouders komen voor hun kind

Ik schreef een serie rond het thema “Ouderbetrokkenheid” in het mbo en hbo. Vandaag deel 2: de afdeling Kind & Educatie op het Koning Willem I College.


“Met alleen een ouderavond waarin met een
PowerPoint-presentatie iets wordt verteld over de opleiding haal je ouders
wel in de school, maar bereik je ze niet echt. Er wordt dan vooral veel
gezonden en echte interactie is er niet”, zegt Jolanda van den Heuvel,
afdelingsdirecteur bij Kind & Educatie. “Ouders komen niet alleen voor
opleidingstabellen en Plannen van Toetsing en Examinering; ouders komen vooral voor
hun kind en ouders komen voor de mentor. Ze willen weten wie hun kind
begeleidt.”




“Wij hebben hier sinds een paar jaar een
geweldig systeem waarmee allerhande materialen worden gerecycled. Op de
kleuterschool krijgen kleuters en dus ouders vaak de vraag om lege melkpakken
of wc-rollen mee te nemen. Nou, bij ons wordt die vraag ook gesteld, maar dan
in het groot. Je kunt het zo gek niet bedenken of wij kunnen het gebruiken,
allerlei gerecyclede materialen gesorteerd op vorm, kleur,  grootte noem maar op. Van al die materialen
maken onze studenten de prachtigste kunstwerken en die kunstwerken worden op de
ouderavond ten toon gesteld. Als je dan rondloopt zie je ouders trots de
kunstwerken van hun zoon of dochter bekijken. Maar je ziet ook dat studenten
hun ouders rondleiden, werkstukken van klasgenoten aanwijzen en hun ouders
voorstellen aan de mentor. Op die avonden gaat de interactie vanzelf. Er zijn
statafels, het is laagdrempelig en de gesprekken ontstaan spontaan. Op zo’n
ouderavond sta ik aan de deur, dan weten ouders ook gelijk wie ik ben”.


Het allerbelangrijkste in het contact met
ouders is dat mentoren kunnen putten uit een arsenaal van gespreksvaardigheden.
We hebben ook 10-minutengesprekken, waarop iedereen mag komen, ook als het goed
gaat, of misschien wel juist als het goed gaat. Het is namelijk net zo
belangrijk om complimentjes te geven. Als het lastig wordt is het belangrijk
dat je als afdelingsdirecteur aanspreekbaar bent voor iedereen. Ik zie graag
kritische ouders, maar er zijn ook ouders die niet altijd open staan voor de
werkelijkheid. Dat is niet altijd makkelijk en soms voel ik me wel eens een
mediator.”



Lees hier deel 1 uit deze serie: “Ouders zijn trots op dat uniform”