Ik ben katholiek!



Nu Roze Zaterdag en het moment dat ik een
kaarsje ga branden in de Sint Jan dichterbij komt, is het voor mij ook tijd om
uit de kast te komen.

Ik ben katholiek.
Ik werd geboren in 1965 in een klein dorp met
een grote kerk. Ik kwam er wekelijks en zong in het kinderkoor. Ik deed er mijn
eerste Heilige Communie toen ik in de tweede klas zat en het Heilige Vormsel in
klas 6.
In de puberteit zette ik me af tegen alles en
iedereen en dus ook tegen de katholieke kerk. Als puber had ik weinig oog voor
het verdriet van mijn vader, die in die jaren zijn eigen interne strijd voerde.
Wat maakte de man zich  soms boos over
de conservatieve stroming binnen de kerk. Hij had zich jaren ingezet als hoofd
van de RK basisschool en was een gewaardeerd lid van het RK kerkbestuur, maar op een
gegeven moment was hij helemaal klaar met het instituut kerk en deed hij er afstand van.
Net als hij bezocht ik nog maar zelden een
Heilige Mis, maar katholiek ben ik altijd gebleven. Sinds ik in
’s-Hertogenbosch woon, nu zo’n 25 jaar, ga ik regelmatig een kaarsje opsteken
in de Sint Jan. Ik vind het altijd fijn. Ik voel me er welkom en
geborgen.
Ook ik heb niks meer met het instituut kerk,
maar ik koester de sterke kanten van het Katholicisme. 

Warmte, sociale
bewogenheid en hulpvaardigheid maken het leven mooier, en het is vooral uit
solidariteit dat ik samen met anderen aanstaande zaterdag om 9 uur in de
ochtend een roze kaarsje bij de Zoete Moeder in onze eigen Sint Jan ga branden.
Uit solidariteit met de LHBT-gemeenschap, uit solidariteit met de twijfelende bisschop Gerard de Korte, maar ook uit solidariteit met de priesters en gelovigen die
anderen (nog) niet in hun hart kunnen sluiten.
Goed om te lezen in de krant dat we welkom
zijn in de Sint Jan.

Tot zaterdag! Je kunt hier even laten weten of je er ook bij bent. 



Ik weet het niet

In de aanloop naar de verkiezingen van 15 maart schreef ik vier columns die ik steeds afsloot met de woorden “samen vooruit!”. Vandaag vond ik het tijd om weer eens zo’n column te schrijven.

De verkiezingen liggen al weer bijna 80 dagen achter ons en steeds meer mensen hebben een mening over een mogelijke regeringsdeelname van de PvdA.
Zo lag ik onlangs op de behandeltafel nog bij te komen van een heerlijke nekmassage toen de fysiotherapeut luid en duidelijk liet weten dat hij vond dat de PvdA maar gewoon mee moet gaan regeren.
In de diverse media doen steeds meer prominenten hun zegje en ook aan mij wordt regelmatig de vraag gesteld
“Wat vind jij er nu van?”
Als er op mijn mobiel een onbekend nummer verschijnt is het meestal iemand van een landelijke krant of een actualiteitenrubriek die een belrondje doet langs PvdA-afdelingsvoorzitters.
Eigenlijk zeg ik dan nooit zo veel, maar in ieder geval dat ik het ook oprecht niet weet. In de (partij)democratie is het zo dat je het vertrouwen geeft aan de partijleider en zijn fractie. Zij bepalen de lijn en maken hun afwegingen en ik heb daar ook alle vertrouwen in. Het valt me in ieder geval op dat Lodewijk Asscher zo ontspannen, losjes en natuurlijk over komt in de kamer en in de media. Ik geef het je te doen. Zoveel zetels verliezen en er gewoon staan.
Ik weet het niet, maar toch is er een uitspraak die steeds in mijn hoofd rondzingt. De uitspraak is van Hans van Beers en dat zit zo. Van Beers overleed in het najaar van 2015. Hij was kort daarvoor weer in ’s-Hertogenbosch komen wonen waar hij van 1974 tot 1982 wethouder was geweest en omdat hij dat jaar 50 jaar lid was van de Partij van de Arbeid mocht ik hem op 1 mei een gouden speld overhandigen.

foto: Leon van den Akker

Ik had wel veel over de man gehoord, maar hem nog nooit gezien en we hadden een ontzettend leuk gesprek. Daarna hadden we af en toe mailcontact en gaf hij mij gevraagd, maar ook ongevraagd advies. In die tijd kwamen we ook te spreken over de mogelijke deelname van PvdA Brabant aan het provinciebestuur. Van Beers was met al zijn ervaring vrij duidelijk.

“Het is altijd beter om aan het stuur te zitten dan op de achterbank.”
Samen vooruit!

Kinderkaartje

 
Mijn vader werd geboren in een dorp vlakbij Rotterdam, maar in 1962 kreeg hij  een baan in een dorp dicht bij Amsterdam. In dat dorp was bijna iedereen voor Ajax. Mijn vader was niet zo’n voetbalfan, maar mijn ome Nico die kon er wat van. Hij had een seizoenkaart van Feyenoord!
 
Op verjaardagen en familiefeestjes was het altijd een drukte van belang; behalve Jan en Nico waren er nog 12 kinderen! Ik probeerde altijd bij mijn ome Nico in de buurt te zitten want daar gingen de gesprekken over voetbal en niet over politiek. Op één van die bijeenkomsten vroeg mijn ome Nico of ik een keer mee wilde naar het Stadion. Ik was 10 jaar en als een kind zo blij.
 
Op 31 maart 1975 was het zover. Het was Tweede Paasdag en ik mocht mee naar een thuiswedstrijd van Feyenoord in de Kuip. In die tijd werd er in het paasweekeinde een dubbel programma gespeeld. Feyenoord mocht uit en thuis tegen FC Amsterdam en had op zaterdag al met 0-3 gewonnen in de hoofdstad. 
 
Na een onrustige nacht werd ik al vroeg naar het huis van mijn ome Nico gebracht, een uurtje rijden. Daarvandaan gingen we naar Rotterdam. Het
bleek dat Ome Nico een flinke vriendengroep had met wie ze alle thuiswedstrijden in de Kuip bezochten; we waren met een heel gezelschap. In mijn herinnering was mijn neefje Frank Overgaag er ook bij.
 
Eenmaal aangekomen bij dat grote stadion keek ik mijn ogen uit. Ik had de indruk dat Ome Nico iedereen kende en we passeerden wat hekken en suppoosten. Opeens waren we op de eretribune. “Ga hier maar zitten” en Ome Nico wees een rij met stoelen aan. Zijn vrienden hadden inmiddels ook een plekje gevonden een paar rijen daar voor. “Ik moet nog even een kaartje voor je halen” en weg was hij weer.
 
Daar zat ik dan in dat mooie stadion. Het was mooi weer, het zat goed vol en er liepen ook al wat spelers op het veld. Toen ome Nico eindelijk terug kwam stond de wedstrijd op het punt van  beginnen. “Hier, pak aan!” en hij gaf mij het kaartje.
 
Die dag zag ik mijn eerste wedstrijd van Feyenoord. Dat ze met 1-2 verloren was jammer, maar de ervaring was onvergetelijk en het kaartje heb ik tot op de dag van vandaag bewaard. Ik zat op de Eretribune, maar met een kinderkaartje voor vak X achter het doel.


Dit verhaal schreef ik voor de winactie 80 jaar de Kuip. Het kaartje vond ik in een oud plakboek.

Ubu-momentjes

Vandaag verschijnt een boek over Ubu Lemereis. Ubu overleed in 2010 en zou vandaag 55 jaar geworden zijn. De uitgave is de verboeking van de site www.ubulemereis.nl. Voor de gelegenheid schreef ik onderstaande tekst. (Deze staat dus niet in het boek en ook niet op de site, maar gelukkig wel hier.)


Het gaat te ver om te
zeggen dat Ubu en ik goede vrienden waren, want dat waren we niet, maar ik vond het altijd fijn om hem te zien en we
deelden een passie voor voetbal, voetbaluitslagen, nutteloze statistieken en allerhande lijstjes.

De tijd dat ik veel
voetbal keek heb ik achter me gelaten. Ik bezoek af en toe nog een wedstrijd
van FC Den Bosch en nu Feyenoord al zo lang op kop staat kijk ik ook al weer
enige tijd naar Studio Sport op zondagavond. De doordeweekse Europese
wedstrijden gaan grotendeels aan mij voorbij. Ik volg de uitslagen via
Teletekst en via de geluiden uit de woonkamer als één van de jongens daar zit
te kijken.
Toch heb ik bijna 7
jaar na Ubu’s dood nog regelmatig een Ubu-momentje en zo’n Ubu-momentje heeft
altijd met voetbal te maken.
Een Ubu-momentje is
dat je even aan hem denkt en er vervolgens achteraan denkt. “Wat zou Ubu hier
van vinden?”
De afgelopen weken
had ik drie dergelijke momentjes.
De eerste keer was op
14 februari. Barcelona verloor genadeloos van Paris Saint Germain. Er werd
gesproken van een wisseling  van de wacht
en ik dacht dat Ubu dit wel leuk gevonden zou hebben. Hij had het nooit zo op
glitter, glamour en gearriveerde vedettes.
De tweede keer was op
8 maart. Barcelona ontsnapte op miraculeuze wijze in de terugwedstrijd tegen
PSG en plaatste zich toch voor de volgende ronde. Al snel werd er ook gesproken
over een aantal dubieuze beslissingen en een schwalbe en leek het er op dat er
een luchtje zat aan de wonderlijke 6-1. Ik dacht dat Ubu er het zijne van
zou hebben gevonden.
De derde keer was op
12 maart. Ik vernam via Teletekst dat Barcelona met 2-1 had verloren van
Deportiva La Coruna.
Ik herinnerde me
opeens een gesprek dat ik had met Ubu in 1994. De titelstrijd in Spanje ging
dat jaar tussen Barcelona en Deportivo la Coruna en Ubu koos met heel zijn hart
voor de underdog Deportivo.  In de
laatste competitiewedstrijd was het erop of eronder.  Barcelona speelde tegelijkertijd tegen
Sevilla en stond in de rust op achterstand.  In de tweede helft trok Barcelona de wedstrijd
toch naar zich toe terwijl het bij Deportivo tegen Valencia lang 0-0 bleef. Bij
die stand zou Barcelona kampioen zijn. In de 88ste minuut kreeg
Deportivo een penalty en verdediger Djukic schoot deze in de handen van de
keeper. Na anderhalve minuut blessuretijd was de wedstrijd gedaan en was FC
Barcelona kampioen op doelsaldo.
Natuurlijk dacht ik wat Ubu, anno 2017, van de overwinning
van Deportivo gevonden zou hebben. Ik denk dat hij zachtjes zou grinniken en
zou denken net goed.
Naschrift:
1. Op Wikipedia lees ik het volgende over de slotwedstrijd van
het seizoen 1993/1994: Het feit dat
Valencia erg fanatiek het gelijkspel verdedigde, en diverse spelers (waaronder
keeper González) uitbundig de gestopte penalty vierden, leidde tot volop
speculatie over premies van FC Barcelona. Dit werd uiteindelijk in 2008 door
verdediger Giner toegegeven.




2. Over het verschijnen van het boek verscheen een artikel in De Gelderlander:



Geen paniek


Het zonnetje scheen en ik twijfelde of ik
lekker naar buiten zou gaan of thuis zou blijven en Buitenhof zou kijken op NPO
1. Daar zou Lodewijk Asscher komen en ik geloof in de man en in zijn boodschap.
Bijkomend voordeel was dat ik tegelijkertijd via Radio 1 de verrichtingen van
Feyenoord kon volgen dus ik koos voor thuisblijven.
Lodewijk Asscher deed het prima en ik voelde
me warm worden van binnen. Nederland heeft dringend behoefte aan nieuw
leiderschap en daar zat hij gewoon aan tafel.
In mijn enthousiasme appte ik een
partijgenoot.
“Ik vind Asscher toch echt goed overkomen in
Buitenhof”
Twee minuten later kwam er een antwoord en
stond ik weer met beide benen op de grond.
“Ben ook aan het kijken. We leven in een tijd
dat redelijkheid en nuance niet scoren”.
Ik besloot toch even naar buiten te gaan. Het
zonnetje scheen nog steeds en Feyenoord stond nog altijd achter.
Later die middag leerde ik dat niet alleen
Feyenoord maar ook Ajax punten had verloren. Het was inmiddels gaan regenen en
ik bedacht dat ik geen zin had in het Carrédebat op RTL 4.
Maar in deze tijd  kunnen TV-debatten je eigenlijk niet ontgaan.
In het app-groepje van de lokale fractie werd er ook gekeken en voor het slapen gaan checkte
ik toch nog even mijn tijdlijn op Twitter.
De kalmte & redelijkheid in toon, taal & presentatie
van
#Asscher is in publieke
waardering zijn grootste vijand. Zo lijkt het.
#carredebat
Dit schreef een gewaardeerde partijgenoot. Van
iemand anders hoorde ik dat Lodewijk niet bij de winnaars hoorde van dit debat.
Geen paniek zou ik zeggen. Als je in de
boodschap gelooft blijf die dan consequent uitdragen. Rustig, vol
zelfvertrouwen en dan maar tegen de stroom in.

Samen vooruit.


Dit is mijn derde column in aanloop naar de verkiezingen van 15 maart. Eerder verschenen:


Een premiersdebat zonder de VVD


Een goede grap 

Een premiersdebat zonder de VVD



Geert
Wilders en Mark Rutte zullen volgende week zondag om 21.00 uur voor de buis
zitten. RTL zendt dan het premiersdebat uit en de lijsttrekkers van de twee
grootste partijen in de peilingen hebben besloten niet mee te doen.

Na de
afzegging van beide heren besloot RTL het debat te schrappen om later op die
beslissing terug te komen en de lijsttrekkers van CDA, D66, Groen Links, SP en
PvdA uit te nodigen.

Geert Wilders
zal het wel prima vinden. In zo’n debat is er voor hem toch weinig te winnen,
hij moet het vooral hebben van zijn ongenuanceerde teksten op Twitter. Maar Mark
Rutte zal zich nog wel eens achter de oren krabben over deze strategische blunder.
Het blijft immers wel het premiersdebat en met hangende pootjes vragen of hij toch
mee mag doen gaat niet gebeuren.

Een premiersdebat
zonder de VVD.

In de
peiling van vandaag staan de vijf partijen die wel mee doen samen op 71 zetels.
Ik verwacht dat dit aantal na het premiersdebat verder zal groeien en dat één
van de vijf wél aanwezige lijsttrekkers premier zal worden. Als je dus al
strategisch wil stemmen doe het dan op één van deze vijf partijen.

Jesse Klaver
heeft ambities met Groen Links en vandaag vertelde hij in Buitenhof dat hij er
alles aan zal doen om te zorgen dat er een progressief kabinet komt.

De kritische opmerkingen van PvdA-minister Jeroen Dijsselbloem deden hem niet zo veel. “Het zal allemaal wel, na 15 maart is dat
allemaal vergeten en vergeven”.


Na het premiersdebat wordt alles anders en zullen er grote veranderingen plaats gaan vinden. Groen Links zou zo maar eens de grootste partij kunnen worden.


Mijn stem op 15 maart gaat naar
Lodewijk Asscher. Een strategische stem. Hij zou een geweldige premier zijn,
maar ook niet misstaan als minister in het eerste kabinet Klaver.

Samen vooruit.




Dit is mijn tweede column over de naderende verkiezingen. Eerder schreef ik “Een goede grap”

Een goede grap


Op 19 november ontving ik Lodewijk Asscher in een zaaltje in
Den Bosch. Asscher was verwikkeld in een lijsttrekkersstrijd binnen de PvdA en
er waren zo’n 50 aanwezigen, voornamelijk leden. Ik mocht de bijeenkomst aan
elkaar praten en ook een paar vragen stellen.

Wat me opviel was dat Lodewijk een ontspannen indruk maakte
en erg makkelijk zijn verhaal vertelde. Nou ben ik natuurlijk geen kritische journalist maar een
partijgenoot dus dat scheelt.

Dergelijke bijeenkomsten zijn voor politici goede
bijeenkomsten om warm te draaien voor de echte campagne. Je kunt eens een grap
uitproberen en kijken hoe de mensen reageren.

Ik stelde uiteraard een vraag over progressieve
samenwerking, een persoonlijk stokpaardje van mij en Asscher pareerde de vraag
met een goede grap. Althans dat vond hij zelf en ik eigenlijk ook wel, maar
niemand moest echt lachen.

“Nou, dit werkt dus niet” zei Lodewijk en hij ging verder
met zijn verhaal.

Een maand daarvoor had Jesse Klaver, lijsttrekker van Groen Links,
de knuppel weer eens in het hoenderhok gegooid en een oproep gedaan voor linkse
samenwerking. Onze toenmalige partijleider Diederik Samsom reageerde wat geagiteerd
en het NRC verzuchtte een dag later dat linkse partijen die samen optrekken een
utopie zal blijven. Het Parool repte zelfs van een ruzie op links.

Asscher won de lijsttrekkersstrijd met de leus “samen
vooruit” en in januari probeerde hij het balletje van linkse samenwerking maar
weer eens op te gooien.

In het AD zei hij dat veel mensen onzekerheid voelen op
de arbeidsmarkt en dat je dat niet wegneemt door op links te hakketakken. En de
Volkskrant schreef zelfs dat de progressieve partijen voorzichtig aan een
regeerakkoord werken.

Inmiddels is het al bijna maart. De verkiezingen komen
dichterbij en Wilders en Rutte laten het RTL-debat op 26 februari aan zich voorbijgaan. Het wordt nu eigenlijk een
links onderonsje en CDA en D66 mogen ook meedoen.

Een prima podium lijkt me om de grap die op 19 november in
Den Bosch maar lauw werd ontvangen nogmaals te proberen.

“Want met linkse samenwerking is het net als met pubers en seks”
zei Lodewijk. “Je kunt er heel lang over
praten maar het doen is vele malen leuker”.



Samen vooruit.

Verlangen naar de Vliehors


Als topografie je ding is en je iemand bent
die graag wegdroomt boven een atlas, dan zijn er op deze wereld veel plekken om
naar te verlangen.
De Vliehors is zo’n plek. Ik ben er nog nooit
geweest.
Een hors is volgens het woordenboek een
zandplaat in zee die met vloed bijna geheel onderloopt, maar de Vliehors is wel
wat groter dan een zandplaat. Het is een
uitgestrekt natuurgebied in het westen van Vlieland en telt zo’n 24 vierkante
kilometer. De zandvlakte wordt ook wel de Sahara van het Noorden genoemd. Het
gebied is voor een groot gedeelte in gebruik als militair oefenterrein, maar je
kunt er wel komen.
Vanuit Oost-Vlieland kun je er met de
Vliehors-express naar toe. Dit is een toeristentruck die met zeer speciale
banden blijkt te rijden. Wanneer er over het zand wordt gereden, verschijnt er
een gedicht in het zand.
Vanuit Texel kun je met het Waddenveer de
Vriendschap op de Vliehors komen. Deze vaart alleen in de zomermaanden een paar
keer per week.
In 2009 stond ik aan de rand van de Vliehors.
Samen met Stijn en Josse was ik over de afsluitdijk naar Harlingen gefietst en
daarvandaan met de boot naar Vlieland gevaren. Op de laatste dag van ons
verblijf op het eiland fietsten we zo ver mogelijk naar het Westen tot we op de
rand van de Vliehors stonden. Het waaide hard die dag.


Vorige week was ik weer vlakbij de Vliehors.
Op Texel wandelde ik in twee dagen van zuid naar noord, van de boot naar de
vuurtoren zeg maar. Vlak voor de vuurtoren zag ik de Vliehors ook echt liggen.
Een gele streep in de verte, uitgelicht door een klein beetje zon. Ik voelde de
opwinding in mijn buik.
’s-Avonds in het café in De Cocksdorp deed ik
wat navraag, maar al snel kwam ik tot de conclusie dat een overtocht er echt
niet inzat in deze tijd van het jaar.
De volgende dag wandelde ik weer terug naar de
boot en bedacht ik waar mijn verlangen naar de Vliehors vandaan komt, want hoe
kun je verlangen naar een plek waar je nog nooit ben geweest?
Het verlangen naar de Vliehors is een
verlangen naar lege vlaktes en vergezichten, maar daarmee ook naar ruimte, rust
en bovenal helderheid.

Ik blijf dus nog even verlangen naar de
Vliehors.



Luister ook naar Terug en lees Aardrijkskunde













Over doorpakken en doorzettingsmacht

Het woord doorpakken
wordt veel gebruikt in de sportwereld maar ook in de politiek. Ik heb al menig
politicus horen zeggen dat het nu toch vooral een kwestie is van doorpakken.
Het woord doorzettingsmacht
hoor je de laatste tijd steeds vaker, zeker in situaties waarin veel gepraat
wordt; de dossiers steeds dikker worden, maar een oplossing uitblijft. Praten
alleen lost niet altijd iets op en dan heb je iemand nodig met doorzettingsmacht. Iemand die een
beslissing neemt en zegt: zo gaan we het doen.
In ons land is er sprake van een scheiding der machten, ook
wel de trias politica genoemd. Er is een wetgevende macht, een uitvoerende
macht en een rechterlijke macht. Wetten worden gemaakt in de Tweede Kamer, de
overheid voert deze wetten uit en de rechter beslist of dit volgens de regels
gebeurt.
Een rechter kan ook doorpakken
en doorzettingsmacht tonen.
Bijvoorbeeld door niet te verzanden in trage, bureaucratische procedures en
door gewoon een beslissing te nemen.
Dat gebeurde afgelopen vrijdag in Arnhem waar de rechter het
kort geding van turner Yuri van Gelder afwees. Dat gebeurde ook op 17 juni bij
de rechtbank in Utrecht. De voetbalclub FC Twente kreeg gelijk van de
beroepscommissie licentiezaken en mocht in de eredivisie blijven voetballen.
Ik was die dag toevallig ook bij de rechtbank in Utrecht. Er
waren nog al wat cameraploegen aanwezig en ik zag de nodige journalisten druk
heen en weer lopen en bellen, wachtend op de uitspraak.
De rechtszaak die ik bijwoonde vond buiten het zicht van de
camera’s plaats. Het was een zaak van een mevrouw van 72 die al 10 jaar in
Nederland woont, maar nog steeds geen duidelijkheid heeft over haar status. Zij
zit na al die tijd nog steeds in procedure
zoals dat heet. 
De rechter opende de zitting en vertelde dat het formeel
mogelijk was dat hij tijdens de zitting een uitspraak zou doen, maar hij zei
ook dat dit niet  gebruikelijk was, maar
dat de wettelijke termijn van zes weken in acht zou worden genomen.
De rechtszaak duurde een klein half uur en toen we weer
buiten kwamen waren de tv-ploegen aan het opbreken. In de zaak van FC Twente
was blijkbaar een uitspraak gedaan.
Inmiddels zijn we ruim acht weken verder. FC Twente heeft al
weer twee keer gevoetbald in de eredivisie.
De mevrouw van 72 heeft via haar advocaat een brief gekregen
dat er nog geen uitspraak is in haar zaak en dat de wettelijk termijn is
verlengd. 

Van doorpakken en doorzettingsmacht lijkt hier geen sprake
te zijn.



De trompet van de zwaan

In januari 1974 lag ik een aantal weken in het Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam. Het was ten tijde van de oliecrisis; benzine was op de bon en het was voor mijn ouders niet mogelijk om dagelijks op bezoek te komen.


Tijdens dat verblijf vierde ik ook mijn negende  verjaardag en ik kreeg toen een kinderboek dat ik nadien stuk heb gelezen, maar alleen nooit helemaal.


Het exemplaar, aangeschaft bij Boekhandel Haasbeek in Alphen aan den Rijn, bleek namelijk een misdruk. Ergens halverwege zaten een aantal witte pagina’s en ontbrak dus een stuk van het verhaal.


Maar het verhaal was prachtig. Het boek heette “De trompet van de zwaan” van de Canadese auteur E.B. White. Op Google lees ik dat het boek werd vertaald door Hans Andreus en 194 pagina’s telde. Daarvan heb ik er tot de dag van vandaag dus een aantal niet gelezen.


Het verhaal gaat over het vreemde leven van een trompetzwaan. Zonder stemgeluid geboren weet deze zwaan zijn handicap te overwinnen door een echte trompet te leren bespelen.


Als negenjarig jongetje zal ik het gelezen hebben als een spannend en ook humoristisch boek. Nu, ruim veertig jaar later, denk ik dat ik het boek zal herlezen met een lach en een traan en zal ik ook denken aan de prachtige uitgangspunten van Passend Onderwijs voor ieder kind.


Passend Onderwijs vraagt immers een andere manier van kijken naar begeleidings- en zorgvragen. Deze is het beste samen te vatten als:
Minder problematiserend, meer faciliterend, minder curatief, meer preventief. Minder stigmatiserend, meer emanciperend, minder uniform, meer differentiërend.


Op internet lees ik ook een kritische recensie over het boek:


“Een fabel over trompetterzwanen, en met name over Louis, de jonge zwaan, die het vermogen mist om te trompetten als zijn soorgenoten en daardoor o. m. zijn verliefdheid op de vrouwtjeszwaan Serena niet kan uiten.


Door diefstal van een trompet, die na veel verwikkelingen betaald wordt, en kontakten met Sam Beaver, een jongen die veel van vogels houdt, is Louis tenslotte een bijzondere vogel, die kan lezen en schrijven en die zelfs concerten kan geven op zijn trompet. Karakteristiek voor oude fabels is het moraliserend element; daarbij fungeren dieren vaak als karikaturen van mensen. Het merkwaardige van deze moderne fabel is, dat de moraal gezocht moet worden in de door de schrijver voorgestelde gelijkwaardigheid van mens en dier, die tot uitdrukking komt in de introduktie van de zwaan in de menselijke samenleving. Als het de bedoeling van de schrijver is geweest hierdoor begrip en liefde voor dieren aan te kweken, schiet hij m.i. hierdoor zijn doel voorbij. Een dier te “vermenselijken” wekt lachlust op. Is het doel het aan de kaak stellen van intermenselijke betrekkingen, dan is dit middel begrijpelijk. Maar om dierenliefde te kweken moeten we niet zijn op het terrein van circusstunten, maar dan moeten we het kind konfronteren met het dier in zijn omgeving, de natuur. In sommige passages schijnt de schrijver dit ook te beseffen, maar helaas laat hij dit over het geheel genomen los, waarom we het boek niet aan kunnen bevelen.”


Ik snap nu beter waarom ik het zo’n mooi boek vond. In mijn opvoeding speelden huisdieren geen rol en je kunt mij moeilijk een dierenvriend noemen. En… dat ik een moralist ben weet ik nu, maar dat was ik waarschijnlijk als jongen van negen jaar ook al.


De laatste bladzijden in het boek herinner ik me nog goed. De verteller Sam Beaver maakt een kanotocht door de Canadese wildernis en zit ‘s-avonds bij het kampvuur. Hij denkt in de verte het geluid van de trompetterende zwaan te horen en maakt zich zelf wijs dat het Louis is die met trompet weer is teruggekeerd naar zijn natuurlijke omgeving.


Een moment om als lezer een traantje bij weg te pinken. Dat zou ik graag nog eens doen, dus laat me weten als u het boek in uw bezit heeft. Dan kan ik gelijk de ontbrekende pagina’s lezen.