Levenslessen

Mijn vader overleed in 2013. Van hem leerde ik dat je niet moet mopperen als het tegenzit, maar je werk goed en zorgvuldig moet doen en aandacht moet hebben voor de mensen om je heen. “En als je kansen slecht staan dan neem je een goede houding aan”, zei hij regelmatig en dat had hij weer van zijn vader geleerd.

Nu ben ik de vijftig gepasseerd en zelf vader van drie zoons en twee stiefzoons. Ik heb het verdriet van mijn scheiding achter mij gelaten, maar realiseer me ook dat ik mijn zoons tekort heb gedaan. Een echtscheiding heeft grote gevolgen voor kinderen. Mijn stiefzoons noemen zichzelf geen stiefzoon en mij geen stiefvader. Ze verloren hun eigen vader op jonge leeftijd, maar gelukkig komt hij nog vaak ter sprake en kunnen ze ook benoemen welke levenslessen ze van hem hebben geleerd.

Op school leerde ik de stelling van Pythagoras, de Duitse naamvallen, de wet van de zwaartekracht en het multipliereffect en al die dingen ben ik ook weer vergeten. Wat de echte levenslessen zijn leer je meestal pas als je ouder wordt.

Mijn rollen als ouder en als onderwijzer beten elkaar soms. Als vader kon ik soms mijn eigen pedagogische inzichten helemaal vergeten. Wat was het toch verrekte lastig om je emoties op een goede manier te gebruiken als het gaat om je eigen kinderen. En wat was het toch verrekte lastig toen ik als vader vond dat ze op school je eigen kind te streng aanpakken. Ik geloof in ruimte en vertrouwen en dat botste meer dan eens met de regels van school.

Mijn zoons hebben de middelbare school inmiddels achter zich gelaten. In hun zoektocht naar autonomie kleurden zij regelmatig  buiten de lijntjes.  Dat betekende de nodige botsingen en gesprekken en bovendien meerdere bezoekjes aan de leerplichtambtenaar. Als vader zat ik erbij en keek ik ernaar. Trots!

“Heb de moed om als ouder niet perfect te zijn” hoorde ik ooit iemand zeggen en ik dacht aan wat ik goed en niet goed had gedaan. Welke levenslessen mijn zoons daarvan hebben geleerd, mogen ze zelf zeggen als ze vijftig zijn.

Gepubliceerd in Brabants Dagblad op 24 juni 2014. Herschreven voor “Namen en rugnummers” (31 maart 2016) en weer wat herschreven en opnieuw gepubliceerd op 15 mei 2019 op mijn vernieuwde site. 15 mei is de sterfdag van mijn vader Jan van Uffelen. 

 

Het kantoor

Mijn vader had vijf jaar als schoolmeester in de Haagse Moerwijk gewerkt toen hij in 1962 een baan als hoofd ener lagere school, aanvaardde. Hij was pas 26 maar toch al bovenmeester zoals ze in het dorp zeiden. Bij de functie hoorde ook een mooie woning die hij huurde van de kerk en in dit huis bracht ik mijn jeugd door. Op de begane grond bevond zich behalve de woonkamer en de keuken ook een aparte kamer voor mijn vader. Wij noemden deze ruimte statig “het kantoor” en ik was er iedere dag wel even. Onze telefoon stond er, zo’n bakelieten met draaischijf, maar ik kwam er ook om naar de boeken van mijn vader te kijken, of om stiekem een dropje te gappen uit het bovenste bureaulaatje.

Mijn vader werkte eigenlijk altijd. Overdag maakte hij lange dagen op school en ’s-avonds, als hij geen vergadering of ouderavond had, werkte hij thuis in zijn kantoor of gewoon in de woonkamer waar hij eens per maand met zijn adjunct handmatig de salarisadministratie deed en zelf de loonstrookjes schreef. Van een scheiding tussen werk en privé had hij geen weet in die tijd en dus kwamen ieder voorjaar alle ouders van alle zesdeklassers bij hem op kantoor. Mijn vader was geen schoolmeester met een rode pen maar vooral een stimulator en motivator. Die oudergesprekken vond hij broodnodig. Hij deed er alles aan om te zorgen dat “zijn” leerlingen doorleerden en als een meisje de capaciteiten had voor de Havo of zelfs het Atheneum maar de ouders vonden de huishoudschool in het dorp goed genoeg dan volgde er een stevig gesprek. Die gesprekken konden nog wel eens uitlopen en bij gebrek aan een wachtkamer moesten de volgende ouders dan plaatsnemen in de woonkamer waar mijn zus koffie inschonk en ik het gesprek op gang hield. Als puber vind je zoiets natuurlijk vreselijk en op een avond tijdens de maaltijd vertelde ik mijn vader dat het maar eens afgelopen moest zijn met die oudergesprekken. Mijn vader ging door met de gesprekken al voerde hij ze niet langer thuis maar op school en hij deed dat tot zijn pensioen in 1997. In de flat waar hij na zijn pensioen met mijn moeder ging wonen had hij grenzend aan de woonkamer toch weer zijn eigen kantoortje en een schoolmeester is hij altijd gebleven. 


Mijn vader overleed plotseling op 15 mei. Hij is 77 jaar geworden.


Oud-leerlingen

Mijn vader was ruim 35 jaar directeur van een basisschool in een klein dorp en bijna altijd als ik als kind met hem door het dorp liep en we iemand tegen kwamen waar hij een praatje mee maakte wist ik wat hij ging zeggen als we weer verder liepen. “Dat is een oud-leerling van mij”.  Oud-leerlingen. Ieder jaar dat je in het onderwijs werkt krijg je er meer oud-leerlingen bij en het hebben van oud-leerlingen is één van de geneugten van werken in het onderwijs.

De afgelopen maanden heb ik weer met veel plezier als docent in de Succesklas mogen werken. De Succesklas is een klas voor uitvallers op het Koning Willem I College (mbo). Bijna wekelijks starten er drie leerlingen die in zes tot acht weken de kans krijgen eens heel goed naar zichzelf te kijken alvorens ze een nieuwe opleiding kiezen.

Omdat er wekelijks nieuwe leerlingen instromen heb ik in korte tijd alweer heel wat leerlingen in de klas mogen verwelkomen. En omdat een leerling niet lang in de Succesklas blijft heb ik ook alweer van de nodige leerlingen afscheid genomen. Daardoor heb ik er dus ook weer een aantal oud-leerlingen bijgekregen.

Ik woon, werk en leef in Den Bosch en loop of fiets regelmatig door de stad. Ik doe hier mijn boodschappen, bezoek het theater, ga soms uit eten en vier ook carnaval.

Naar schatting heb ik er in 10 jaar Koning Willem I College zeker 1200 oud-leerlingen bij gekregen.
Bijna iedere dag kom ik er wel eentje tegen en als ik dan met een van mijn drie zoons ben betrap ik me zelf altijd op dat ene zinnetje van mijn vader: “Dat is een oud-leerling van mij”.

In de missie van ons college staat het zo mooi. “Het succes van de leerling is de reden van ons bestaan” en als docent kan ik zeggen dat het ook echt zo is. Natuurlijk is niet iedereen even succesvol, maar succesjes, groot en klein, mogen gevierd worden en een ontmoeting met een oud-leerling geeft me bijna altijd een trots gevoel.

Ik ben trots op Geert die nu als elektromonteur werkt, trots op Sanne die nu een HBO-opleiding volgt, trots op Dennie die een eigen bedrijf heeft en trots op Ineida die inmiddels moeder is geworden. Trots ben ik ook op mijn oud-leerlingen Kobus en Martijn. Beiden werken nu op het Koning Willem I College en zij zijn dus nu mijn collega’s. Ik wens hen, maar ook mezelf, nog veel oud-leerlingen toe.

Deze column is opnieuw geredigeerd door Ankie van Hezewijk in het voorjaar van 2019. Met mijn oud-leerlingen Dennie, Sanne en Ineida heb ik geen contact meer. Mijn oud-leerlingen Kobus en Martijn spreek ik nog regelmatig. Oud leerling Geert overleed op 11 september 2014. Moge hij rusten in vrede.